Bijwerkingenmanagement

Deze pagina geeft een overzicht van de belangrijkste bijwerkingen van dit geneesmiddel. Voor een volledig overzicht van bijwerkingen verwijzen wij u naar de meest recente versie van de SmPC.

Melden van bijwerkingen

Het melden van ongewenste voorvallen (bijwerkingen) zodra een geneesmiddel op de markt is verschenen is belangrijk omdat het zorgt voor het continu monitoren van de benefit/risk balans van geneesmiddelen en het identificeren van mogelijke nieuwe ongewenste bijwerkingen. Het bewaken van geneesmiddel-gerelateerde ongewenste bijwerkingen is afhankelijk van beroepsbeoefenaren en gebruikers die ze rapporteren. Houd hier rekening mee wanneer dergelijke informatie onder uw aandacht wordt gebracht. U wordt eraan herinnerd dat alle vermoede ongewenste bijwerkingen op een Amgen product kunnen worden gemeld aan het Bijwerkingencentrum Lareb (www.lareb.nl) of direct aan Amgen (per e-mail dso.nl@amgen.com).
 logincta logincta

AmgenPro is uitsluitend bedoeld voor professionele zorgverleners in Nederland

Log in met uw AmgenPro account voor toegang tot content. Of maak een account aan met BIG-nummer en ontdek alle voordelen.

Samenvatting van het veiligheidsprofiel

Op basis van een analyse van volwassen ITP-patiënten die Nplate® kregen in 4 gecontroleerde en 5 niet-gecontroleerde klinische onderzoeken, werd bij 91,5% (248/271) van de patiënten die Nplate® kregen, één of meerdere bijwerking(en) gerapporteerd. De gemiddelde duur van blootstelling aan Nplate® in deze onderzoekspopulatie bedroeg 50 weken.
De ernstigste bijwerkingen die kunnen optreden tijdens behandeling met Nplate® zijn onder meer: opnieuw optreden van trombocytopenie en bloeding na stopzetting van de behandeling, verhoogd reticuline in het beenmerg, trombotische/trombo-embolische complicaties, medicatiefouten en ziekteprogressie van bestaand MDS naar AML. De meest voorkomende waargenomen bijwerkingen zijn onder meer overgevoeligheidsreacties (waaronder gevallen van huiduitslag, urticaria en angio-oedeem) en hoofdpijn.

Bloedingen

Over het gehele klinische ITP-programma met volwassenen werd een omgekeerde relatie tussen het optreden van bloedingen en trombocytenaantallen waargenomen. Alle klinisch significante (≥ graad 3) bloedingen traden op bij trombocytenaantallen <30x109/L. Alle bloedingen ≥ graad 2 traden op bij trombocytenaantallen <50x109/L. Er werden geen statistisch significante verschillen in de algehele incidentie van bloedingen waargenomen tussen met Nplate® en placebo behandelde patiënten. In de twee placebogecontroleerde onderzoeken met volwassenen meldden 9 patiënten een bloeding die ernstig werd geacht (5 [6,0%] Nplate®, 4 [9,8%] placebo; odds ratio [Nplate®/placebo] = 0,59; 95% BI = (0,15; 2,31)). Bloedingen van graad 2 of hoger werden gemeld door 15% van de met Nplate® behandelde patiënten en door 34% van de met placebo behandelde patiënten (odds ratio; [Nplate®/placebo] = 0,35; 95% BI = (0,14; 0,85)).
In het pediatrische fase 3-onderzoek was het gemiddelde (SD) aantal samengestelde bloedingsepisoden 1,9 (4,2) voor de Nplate®-groep en 4,0 (6,9) voor de placebogroep.

Trombocytose

Op basis van een analyse van alle volwassen ITP-patiënten die Nplate® kregen in 4 gecontroleerde en 5 niet-gecontroleerde klinische onderzoeken (n=271), werden 3 gevallen van trombocytose gerapporteerd. Bij geen van de 3 patiënten werden klinische sequelae gerapporteerd als gevolg van verhoogde trombocytenaantallen.
Bij pediatrische proefpersonen kwam trombocytose soms voor (≥1/1.000 tot <1/100), met een incidentie van 1 (0,4%). De incidentie bedroeg 1 (0,4%) voor graad ≥3 of voor ernstige trombocytose.

Trombocytopenie na staken van de behandeling

Op basis van een analyse van alle volwassen ITP-patiënten die Nplate® kregen in 4 gecontroleerde en 5 niet-gecontroleerde klinische onderzoeken (n=271), werden 4 gevallen van trombocytopenie na staken van de behandeling gerapporteerd.

Progressie van bestaande Myelodysplastische Syndromen (MDS)

In een gerandomiseerd placebogecontroleerd onderzoek met volwassen MDS-patiënten werd de behandeling met Nplate® vroegtijdig gestopt vanwege een numerieke toename van gevallen van ziekteprogressie van MDS naar AML en gevallen van voorbijgaande verhoogde aantallen blasten bij patiënten behandeld met Nplate® vergeleken met patiënten behandeld met placebo. Van de waargenomen gevallen van ziekteprogressie van MDS naar AML hadden patiënten met een MDS-classificatie van RAEB-1 bij baseline een groter risico op ziekteprogressie naar AML. De totale overleving was vergelijkbaar met die bij placebo.

Verhoogd reticuline in het beenmerg

In klinische onderzoeken werd behandeling met Nplate® gestaakt bij 4 van de 271 patiënten vanwege reticulinedepositie in het beenmerg. Bij nog 6 patiënten werd reticuline waargenomen bij een beenmergbiopsie.
In een pediatrisch klinisch onderzoek ontwikkelden, van de proefpersonen met een beoordeelbare beenmergbiopsie tijdens het onderzoek, 5 van de 27 proefpersonen (18,5%) een toename van reticuline een jaar na blootstelling aan Nplate® (cohort 1) en 17 van de 36 proefpersonen (47,2%) een toename van reticuline twee jaar na blootstelling aan Nplate® (cohort 2). Geen van de proefpersonen vertoonde echter beenmergafwijkingen die niet pasten bij een onderliggende diagnose van ITP bij baseline of tijdens de behandeling.

Immunogeniciteit

Bij klinisch onderzoek met volwassen ITP-patiënten werden antistoffen tegen Nplate® en TPO onderzocht. Hoewel respectievelijk 5,7% (60/1.046) en 3,2% (33/1.046) van de proefpersonen positief was voor het ontwikkelen van aan Nplate® bindende antistoffen en TPO, waren slechts 4 proefpersonen positief voor Nplate® neutraliserende antistoffen, maar deze antistoffen vertoonden geen kruisreactie met endogeen TPO. Van de 4 proefpersonen waren 2 proefpersonen negatief getest voor Nplate® neutraliserende antistoffen op het laatste tijdpunt van de proefpersoon (voorbijgaand positief) en bleven 2 proefpersonen positief op het laatste tijdpunt van de proefpersoon (aanhoudende antistoffen). De incidentie van reeds bestaande antistoffen tegen Nplate® en TPO was respectievelijk 3,3% (35/1.046) en 3,0% (31/1.046).
In pediatrische onderzoeken was de incidentie van aan Nplate® bindende antistoffen op enig moment 9,6% (27/282). Van de 27 proefpersonen hadden 2 proefpersonen bij baseline reeds bestaande, aan Nplate® bindende, niet-neutraliserende antistoffen. Daarnaast ontwikkelde 2,8% (8/282) Nplate® neutraliserende antistoffen. In totaal had 3,9% (11/282) van de proefpersonen op enig moment tijdens behandeling met Nplate® aan TPO bindende antistoffen. Van deze 11 proefpersonen hadden 2 proefpersonen reeds bestaande, aan TPO bindende, niet-neutraliserende antistoffen. Eén proefpersoon (0,35%) had een zwak positief post-baseline resultaat voor neutraliserende antistoffen tegen TPO in het onderzoek (consistent negatief voor anti-Nplate® antistoffen) met een negatief resultaat bij baseline. De proefpersoon vertoonde een voorbijgaande antistofrespons op aan TPO bindende neutraliserende antistoffen, met een negatief resultaat op het laatste tijdpunt waarop de proefpersoon in de onderzoeksperiode is getest.
In het postmarketing-registratieonderzoek werden 19 bevestigde pediatrische patiënten geïncludeerd. De incidentie van aan Nplate® bindende antistoffen na behandeling was 16% (3/19), waarvan 5,3% (1/19) positief was voor Nplate® neutraliserende antistoffen. Er tegen TPO aangetoond. In dit onderzoek werden in totaal 184 bevestigde volwassen patiënten geïncludeerd; voor deze patiënten was de incidentie van aan Nplate® bindende antistoffen na behandeling 3,8% (7/184), waarvan 0,5% (1/184) positief was voor Nplate® neutraliserende antistoffen. In totaal ontwikkelde 2,2% (4/184) van de volwassen patiënten aan TPO bindende, niet-neutraliserende antistoffen.
Zoals bij alle therapeutische proteïnen, bestaat er een mogelijkheid op het ontwikkelen van immunogeniciteit. Neem, indien vorming van neutraliserende antistoffen wordt vermoed, contact op met de lokale vertegenwoordiger van de vergunninghouder voor het in de handel brengen voor het uitvoeren van een test op antistoffen.
  • Voetnoten en referenties:

    1. Nplate® (romiplostim) SmPC, Amgen. Voor meest recente versie zie www.ema.europa.eu.
    NLD-531-1024-80012/Dec2024
BIG-registratieBIG-registratie

Literatuurservice Framingham

'Framingham on benign haematology' biedt tweemaal per jaar een selectie van maximaal 12 één-pagina abstracts uit toptijdschriften zoals Blood en The Lancet. Zorgvuldig gekozen door onafhankelijke experts verbonden aan het Erasmus MC.​

Altijd op de hoogte blijven van de nieuwste ontwikkelingen rond benigne Hematology? Meld u dan nu aan!​
Framingham is beschikbaar voor medische professionals met BIG-registratie.

Materialen nodig?

Hematologie

Nplate patiëntenkaartje video voor zelftoediening

Hematologie

ITP en uw behandeling met romiplostim (Nplate®)

Hematologie

ITP informatie boek

Hematologie

Koeltas voor op reis met Nplate®

Hematologie

Demonstratiekit Nplate®